Sjeng Scheijen. Een ander Rusland. Bouwstenen voor een vreedzaam Europa ná Poetin. Amsterdam, Prometheus, 2025, 168 p.
Sjeng Scheijen is niet de eerste de beste. Hij is de auteur van het indrukwekkende boek over de Russische avant-garde (De avant-gardisten. De Russische Revolutie in de kunst, 1917-1935) (Amsterdam 2019), dat in vele talen, ook in het Russisch – toen het nog kon – vertaald werd. Terecht, want het schetst een adembenemend beeld van wat Rusland de wereld allemaal had kunnen bieden indien de bolsjevieken er niet waren geweest.
In zijn nieuwe boek denkt Scheijen na over hoe Rusland er na Poetin zou kunnen uitzien. Geen gemakkelijke opgave, want er wordt duchtig gespeculeerd naar de motieven en plannen van de man in het Kremlin. De auteur begint met de niet onbelangrijke vraag te stellen of Rusland anders, uitzonderlijk is (5). En of wij de Russen niet kunnen begrijpen en zij ons niet. Hij rekent af met de bekende uitspraak van Winston Churchill dat Rusland ‘een raadsel is, verpakt in een mysterie, binnen een enigma’ (11). Maar hij laat zich niet vangen door het alom aanwezige concept van de ‘Russische ziel’ (33), iets wat eigen, specifiek zou zijn aan Rusland en de Russen, en het land en de mensen voor westerlingen onbegrijpelijk, ontoegankelijk zou maken.
Voor Poetin is de Russische uitzonderlijkheid een bewijs dat het land superieur is aan Europa. Die idee vindt Scheijen gevaarlijk, niet alleen omdat ze ‘zijn eigen macht legitimeert maar ook omdat die zijn tegenstanders demoraliseert’ (15) – waarom zouden we er iets tegen doen, ertegen vechten als ze nu eenmaal zo zijn? Die visie moet bestreden worden – volgens Scheijen moeten we een ‘contranarratief’ ontwikkelen dat Poetins visie verdrijft, ‘een visie waarin we het humanistische en intellectuele potentieel van Rusland erkennen en tot uitgangspunt maken van scenario’s voor een ander Rusland, een Rusland dat welvaart en vrijheid biedt aan zijn burgers en in vrede samenleeft met zijn buren.’ (16)
Poetin ziet hij wel als het product van de Sovjetunie, maar zonder de grote utopie die men in de jaren twintig dacht te realiseren (40). Een sociale utopie heef hij niet, alleen ‘meedogenloze grootheidswaan’ (41). Scheijen stelt terecht dat het stalinisme de uitzondering is en blijft in de Russische geschiedenis (42): je kunt het fenomeen verklaren, je kunt pogingen doen om de historische achtergrond te schetsen, maar het had evengoed niet kunnen plaatsvinden. En in wat volgt, zoekt hij nu naar andere scenario’s die aantonen dat Rusland ‘helemaal niet vastzit aan “gepredestineerde autocratie” en aan de onvermijdelijke combinatie van knechting van de eigen bevolking en de agressieve onderwerping van staten die het lef hebben zich zomaar aan de grenzen van het rijk op te houden.’ (43)
De verstrengeling tussen Rusland en de andere Europese naties is altijd intens geweest (48). Maar hoe komt het dan dat het land na 1991 geen democratie is geworden? De auteur doorloopt de Russische geschiedenis en ziet vele voorbeelden dat het anders kon en dat Rusland het in sommige opzichten zelfs beter deed dan het Westen. Zo waren er in de 19e eeuw heel wat vrouwen die op artistiek of wetenschappelijk vlak toonaangevend waren, al onder de tsaren werd er aan alfabetisering gedaan en werden vele scholen opgericht. Hij wil daarmee de mythe ontkrachten dat alle ontwikkeling in Rusland van boven kwam, dat Russische burgers niet geëngageerd zouden zijn, geen verantwoordelijkheid zouden opnemen voor het gemeenschapsleven en dat Russen volgzaam, slaafs, lijdzaam zouden zijn (115). Scheijen somt enkele voorbeelden op die dit hardnekkige vooroordeel weerleggen: de vrouwenemancipatie in Rusland, briljante wetenschappers, grote artistieke experimenten (Babel, Tatlin, Meyerhold en vele anderen) tonen aan dat initiatief uitging van de maatschappij, dat mensen wel degelijk geëngageerd waren (118).
Een van de grootste opgaven van het post-Poetin Rusland is dat het land in het reine moet komen met het Sovjetsyndroom en vooral met het Stalin-verleden (129). Ook over die periode moeten nog heel wat mythes sneuvelen (o.a. dat de sovjets de mensen alfabetiseerden). Kortom, de auteur ziet de mogelijke morele wederopstanding van het land in het initiatief van de mensen, van de civil society, die weerwerk bieden aan de leugens en het cynisme van de huidige Kremlin-elite.