Peter Vermeersch. Polsslag. Amsterdam, De Bezige Bij, 2025, 254 p.
Hoe breng je in godsnaam het protest in de laatste dictatuur van Europa in beeld ? De auteur van dit boek heeft een originele invalshoek gevonden : de muziek. De commerciële titel van de omslag verraadt in één zinnetje waar het boek over gaat : ‘hoe één popsong Oost-Europa hoop geeft’. De auteur is slavist en politicoloog (aan de KU Leuven) en daardoor goed vertrouwd met Oost-Europa, dat hij met kennis van zaken en zonder schreeuwerige journalistiek analyseert.
Het begint met de protestacties in de zomer van 2020 tegen het dictatoriale bewind van Aleksandr Loekasjenko, de oubollige ex-kolchozdirecteur die al een eeuwigheid aan de macht is, die zijn invloed en populariteit verliest en dan maar de verkiezingsuitslagen vervalst. Het volk neemt het niet en komt massaal op straat. Dat is wel meer gebeurd in het ex-Sovjetblok (Rusland, Oekraïne), maar in Belarus is de volkstoeloop massaal (tot tweehonderdduizend mensen). Zelfs voor dit overweldigende aantal protesteerders zwicht de besnorde dictator niet : er wordt geschoten, er vallen doden, er volgen duizenden arrestaties. Met als gevolg dat honderdduizenden Belarussen het land verlaten of ontvluchten. Ze vinden een ballingsoord in het naburige Oekraïne, Polen, Letland, en verder ook in Duitsland en zelfs in België, waar een gemeenschap van Belarussen zit.
De centrale figuur van het boek, de grote held van Peter Vermeersch, is de Russische zanger van Leningrad Viktor Tsoj (1962-1990), de protestzanger die uitgroeide tot stijlicoon, de eerste Russische rockster (25), en dit in een tijd (jaren tachtig, de nadagen van het Brezjnevse stagnerende Rusland) dat alles wat naar westerse muziek zweemde taboe was en verboden of tenminste tegengewerkt werd. Sinds die tijd zong hij niet zomaar songs, maar softe protestliederen die over alles en nog wat gingen : over het verdwijnen van de censuur, het einde van de alleenheerschappij van de communistische partij en haar inmenging in het leven van de burgers, over het uitblijven van repressie, over beter leven, kortom over veranderingen (41-42). Dit magische woord was ook wat Viktor Tsoj bedoelde in zijn legendarische lied ‘Peremen’ (= veranderingen). De tekst van het lied – in een letterlijke vertaling en in een zingbare – wordt integraal weergegeven in dit boek : ‘Veranderingen ! Dat is wat onze harten eisen, dat is wat onze ogen verlangen’. Aan dit lied ontleent dit boek ook zijn titel : ‘In onze lach en onze tranen, in onze polsslag / Veranderingen ! We verwachten veranderingen’ (43). Een uitstekende titel voor dit boek. De auteur van dit lied kwam in 1990 om in een auto-ongeluk, het einde van de eerste ware popheld van de Sovjetunie (45). Rockmuziek betekende toen veel voor de jongerencultuur, ze was tegendraads en opstandig en vertegenwoordigde een rebelse onderstroom (165). Fascinerend is dat het lied van Tsoj dertig-veertig jaar later als een mantra door de betogingen weerklonk (15). Dit lied werd op een bepaald ogenblik oneindig veel meer dan zomaar een bekend protestlied, het ‘was het begin van een muzikale vloedgolf die op korte tijd heel Belarus zou overspoelen’ (95).
Vanuit die achtergrond van de muzikale scene in Oost-Europa, die Peter Vermeersch (zelf muzikant) uitstekend kent, schetst de auteur de atmosfeer van de protesten en brengt hij talloze beschouwingen bij de oorzaak van het protest, maar ook over de noodzaak en het effect ervan. Moet men op een bepaald ogenblik het zwijgend protest niet doorbreken en afstappen van ‘stille collaboratie’ met het regime (15) ? Kun je a-politiek blijven en je tevreden stellen met ‘binnenskamerse onafhankelijkheid’ (183) of met huilen met de pet op (koekisj v karmane) ? Hij geeft ook talrijke voorbeelden van ‘een boodschap verpakken in iets wat geen slogans waren’ (187), artistieke uitingen van protest zonder expliciet te zijn. Hij spreekt met sympathie over het geheim van de kracht van deze muzikanten – ‘Lied tegenover politiemacht. Bloem tegenover tank’ (231).
De auteur heeft het over drie Belarussen die betrekken waren bij de protesten : Nadja, Vova en Pjatro. Hij volgt ze op hun weg / vlucht in het exil – naar Polen, Letland, Litouwen, Duitsland. Het bezoek aan plekken waar émigrés zich ophielden en het opsnuiven van de militante strijdvaardigheid die er te speuren was, bv. in Riga, leverde hem nieuwe inzichten op : ‘Wat ik hier zag, wierp ook nieuw licht op de strijd die mensen voerden voor democratische vrijheid in Belarus. En vooral, ik zou er ook iets over kunst en activisme bij leren’ (157). Naadja vertelde daarover : ‘Ook toen we “Peremen !” zongen was dat om de realiteit waarin we ons bevonden voor ons allemaal minder angstaanjagend te maken. Onze doedelzakken staan voor een wereld vol dromen en kleuren. Met onze muziek hebben we mensen altijd al willen aansporen hun verbeelding te gebruiken, om daar niet bang voor te zijn.’ (239) en ‘Ik mag dan misschien niet in staat zijn om de wereld te redden, maar ik kan er wel naar streven om met mijn werk warmte in het leven van mensen te brengen.’ (240)
Het boek vertelt over niet al te veel personages, daardoor kan het soms redundant overkomen, maar het blijft altijd boeien. Elke keer benadert de auteur een muzikant of een fenomeen vanuit een andere invalshoek : soms vanuit de natuur en het landschap, soms vanuit de biografie van een geïnterviewd personage, dan weer vanuit het artistieke vakmanschap, de politieke inzet, de resonantie, het effect. Een krachttoer. Bovendien weet de auteur de protestbeweging mooi en literair te verwoorden. Een hoofdstuk in zijn boek noemt hij ‘Flarden van een hedendaags verleden’ en daar zit al een stuk openbaring van dit verhaal in vervat. Een andere keer heeft hij het over ‘flarden van een onbetrouwbaar verleden’ 57) of over ‘protestliederen als rondzwervend werelderfgoed’ (84). Over de twijfel van sommige émigrés of hun actie wel zin had, zegt hij : ‘De utopie is altijd een wensdroom en het perfecte geluk bestaat niet. Ma ar ook de mislukking is nooit perfect.’ (212)
Kortom een fascinerend boek over een weinig bekende wereld aan de oostkant van ons continent. Met liefde en sympathie beschreven. Warm aanbevolen !