Michaïl Sjisjkin. Mijn Rusland. Oorlog of vrede ?

Michaïl Sjisjkin. Mijn Rusland. Oorlog of vrede ? Amsterdam-Antwerpen, Querido, 2024, 240 p.

De crème van de Russische intellectuelen is gevlucht en zit in Frankrijk, Duitsland, Litouwen of Amsterdam op het einde van de oorlog te wachten.

Een van de kopstukken van de inmiddels vijfde (!) emigratie Michail Sjisjkin, die al sinds de jaren 1990 in Zwitserland in veiligheid zit, levert een meedogenloos portret van zijn land in oorlog. Sjisjkin is een van de vele literatoren die het hazenpad hebben gekozen en ergens in het Westen hun boeken, die in Rusland niet haalbaar zijn, blijven schrijven of journalistiek bedrijven. Hij behoort daarmee in het goede gezelschap van Viktor Jerofejev, Viktor Pelevin, Ljoedmila Oelitskaja, Maksim Osipov en vele anderen die vooral na 24 februari 2022 het land verlaten hebben. Sommigen met het vaste voornemen er nooit terug te keren. Dit is de zgn. Vijfde Golf van de Russische emigratie : de eerste nam de benen na 1917 (1,5 à 2 miljoen), de tweede tijdens WO II (5 à 6 miljoen), de derde in de jaren 1970 (dissidenten en Joden, honderdduizenden), de vierde in de chaotische jaren negentig (eigenlijk economische emigratie) en nu de vijfde, vooral sinds 2014 en 2022 (men schat een klein miljoen). In Rusland worden ze door de autoriteiten scheef bekeken, het zouden geen ‘patriotten’ zijn, waarbij niet gezegd wordt wat nu eigenlijk een patriot is.

Sjisjkin is scherp voor de man die in zijn vroeger vaderland aan het bewind staat : ‘Het is pijnlijk een Rus te zijn. Het verklaarde doel van Poetins ‘speciale operatie’ in Oekraïne was om de Russen, de Russische cultuur en de Russische taal van Oekraïense fascisten te redden. Er zijn overwegend Russischtalige steden in het oosten van het land samen met hun bevolking weggevaagd. Er zijn oorlogsmisdaden gepleegd, niet alleen tegen mensen, maar ook tegen mijn taal. De taal van Poesjkin en Tolstoj, van Tsvetajeva en Brodsky, is veranderd in de taal van oorlogsmisdadigers en moordenaars. Voorlopig zal Rusland niet geassocieerd worden met muziek en literatuur, maar met bommen die op kinderen vallen, met afgrijselijke beelden uit Boetsja.’ (7) En zijn prognose is eenduidig : ‘Het resultaat van deze ‘speciale operatie’ zal de vernietiging van Poetins Rusland zijn.’ (9) Alhoewel in dit boek harde dingen over Rusland te lezen zijn, is het voor de auteur zijn ‘liefdesverklaring aan mijn land, dat wonderschone natuur en grootse cultuur heeft, maar altijd weer in een monster verandert dat zijn eigen en andermans kinderen opeet.’ (9)

Hij vergelijkt zijn land met het oorlogvoerende Duitsland, maar stelt dat het dictatoriale Hitler-Duitsland een ‘uitweg gevonden heeft uit de vicieuze cirkel van dictatuur en slavenmentaliteit – waarom Rusland niet ? De Duitsers hebben geleerd schuld te dragen en het verleden te verwerken en waren in staat een democratisch georiënteerde maatschappij op te bouwen. De wedergeboorte van het land was echter gebaseerd op de allesverpletterende nederlaag van de oorlog. Ook Rusland heeft dat ‘uur nul’ nodig. Zonder boetedoening en erkenning van nationale schuld is er in Rusland geen democratisch nieuw begin mogelijk.’ (9-11) Als Poetin ooit afgetreden zal zijn, zullen ‘literatuur, kunst en cultuur dit trauma moeten verwerken’ (12). En nog triester : ‘Een imperium leeft van oorlogen. Overwinningen verlengen zijn bestaan, nederlagen brengen zijn val dichterbij.’ (59) Pessimistisch is de uitspraak : ‘Duitsland moest in het reine komen met twaalf jaar bruine dictatuur, Rusland heeft nog achthonderd jaar oeloesheerschappij [oeloes = Mongoolse overheersing] te verwerken. Mijn land leeft nog in het verleden.’ (198)

De thema’s die Sjisjkin in zijn boek aansnijdt, zijn talrijk en stemmen weinig tot vreugde.

  1. De cultuur van de leugen : ‘Men liegt het Westen brutaalweg in het gezicht’ (19), ze liegen over het verleden, over het heden en over de toekomst (22). In de Sovjetunie werd iedereen voorbeeldig opgevoed in ‘de moeilijke kunst van het overleven : het ene zeggen, het tweede denken, het derde doen’ (23).
  2. Schamper doet Sjisjkin over de fascinatie bij sommige Westerlingen voor de geheimzinnige “Russische ziel” : ‘De Russen zijn raadselachtig noch mysterieus. Een gebrek aan kennis is het enige wat er is’ (28).
  3. In de geschiedenis van Rusland wijst Sjisjkin op twee fatale momenten : de kerstening via Byzantium i.p.v. via Rome en de Mongoolse heerschappij (1230-1480), die twee en een halve eeuw geduurd heeft, maar hij ondermijnt de mythe dat de Mongolen aan de Russen de volgzaamheid, de slaafse gehoorzaamheid hebben opgelegd : dat hebben de Russen zelf gedaan. Ze zijn braaf de knechten van de Mongolen geworden, ‘bezetters in eigen land’ (32). De vorsten maakten zichzelf tot slaven (33). Het zgn. ‘Tataarse juk’ is volgens hem nooit een juk geweest, aangezien de Mongolen niet zelf het volk onderdrukten, maar deze taak aan volgzame Russische vorsten toevertrouwden (35).
  4. Met de hervormingen onder Peter en Catherina de Grote ontstonden er ‘twee cultureel en intellectueel verschillende naties’ (41). Dat tweede Rusland begon met Poesjkin, de ‘Russische Europeaan’ (160), met hem kreeg een van de belangrijkste Russische thema’s een aanvang : ‘de dichter versus de tsaar’ (160). ‘Het andere Rusland was geboren – de politieke machthebbers vreesden de schrijvers, die sinds Poesjkin een macht op zichzelf zijn geweest.’ (161), maar de archipel van de Russische cultuur werd gedragen door een minderheid en ‘de bolsjevieken waren al een andere archipel in Rusland aan het bouwen : de Goelag Archipel’ (166).
  5. Tijdens de hervormingen van de jaren negentig vond er geen fundamentele verandering van de elite plaats : ‘Een schijnsocialisme werd vervangen door een schijndemocratie’ (77). De nieuwe machthebbers konden ook geen democratie opbouwen, want ze wisten niet wat het was en hadden er geen enkele ervaring mee. Door al de ontgoochelingen over de hervormingen en de chaos in de jaren 1990 kwam er een golf van cynisme. Democratie werd nu ineens dermocratie (= strontdemocratie) genoemd en de mensen begonnen te verlangen naar de rustige jaren van de Sovjetperiode (Sovjet(n)ostalgie).
  6. Omdat de zgn. westerse democratie geen orde en welvaart kon brengen, begon men te verlangen naar een sterke figuur, een dictator en werd de cultus van de macht in de media opgeblazen. In plaats van boete of berouw voor alles wat de Sovjets in het verleden mispeuterd hadden, kwam nu trots op het ‘grote Sovjetverleden’ (de oude Sovjethymne werd weer opgerakeld), zelfs ‘het fascisme van Stalin werd op alle mogelijke manieren gecultiveerd’ (90).
  7. Rusland heeft nooit een Neurenberg gekend, ‘een fatsoenlijke schoonmaakbeurt’ (213). Ook hier pessimisme : ‘Wat moet er gebeuren met de duizenden ontslagen rechters die hun van bovenaf gemanipuleerde vonnissen hebben geveld, met de tienduizenden omkoopbare politieagenten, met de honderdduizenden leraren die bij verkiezingsfraude betrokken waren ? Je kunt Poetin wel afzetten en vervangen, maar hoe kun je in één keer miljoenen veile ambtenaren, corrupte agenten en gewillige rechters vervangen ? En anderen zijn er domweg niet. De bevolking van mijn enorme land is niet vervangbaar.’ (213)
  8. ‘Wanneer een mens in een strafkamp geboren wordt en opgroeit, blijft het prikkeldraad in zijn ziel zitten.’ (100)
  9. Knap is ook het inzicht van de auteur dat het opengooien van de grenzen een handige truc van de autoriteiten is om van lastige criticasters af te raken en daardoor ‘een actieve oppositie in het land te reduceren’ (94).
  10. De oorlog die nu aan de gang is, is volgens Sjisjkin het (enige) middel om het land in bedwang te houden : we zijn in oorlog, het Westen wil ons vernietigen, we zijn bereid om alles op te offeren om het te verdedigen en wie ertegen is, is een verrader (97). Wie in het Westen kritiek heeft op het regime, wordt voor ‘russofoob’ (= nestbevuiler) uitgescholden. Tegenover de veronderstelde Drang nach Osten van de NAVO stelt Sjisjkin het verlangen naar het Westen van Oekraïne (en andere ex-Sovjetstaten), dat enkel en alleen te wijten is aan de harde ervaringen die de Sovjetunie/Rusland zijn buurlanden heeft aangedaan (133).
  11. En tenslotte een scherpzinnige analyse : ‘Het Kremlin stelt alles in het werk om te voorkomen dat Kiev toegang krijgt tot het huis van Europa. Het regime heeft Oekraïne aan zich gebonden met een burgeroorlog en met bloed. Dat is de wraak op een volk dat heeft geprobeerd echt op te staan. Onder geen beding zal de macht in Rusland het bestaan van een democratische Russischtalige staat toestaan.’ (107)
  12. Sjisjkin sluit af met een verwijzing naar Thomas Mann die in zijn radioboodschappen vanuit Amerika tijdens WO II de bombardementen op ‘het leugenmoeras’ Duitsland rechtvaardigde. Hij noemt hem een patriot ‘want hij wenste zijn vaderland de nederlaag toe’ (190). Al in de 19e eeuw sprak de Russische anarchist Michail Bakoenin harde woorden : ‘Het Russische Rijk wens ik alle mogelijke vernederingen en nederlagen toe, omdat ik ervan overtuigd ben dat zijn successen, zijn roem altijd in schril contrast zullen staan en hebben gestaan met het geluk en de vrijheid van de Russische en niet-Russische volken, zijn slachtoffers en slaven’. Geen mals oordeel !