Jaroslav Hrytsak (uitspraak Grietsak) is een Oekraïens historicus die enkele maanden voor de inval van Rusland in zijn land een geschiedenis van zijn land schreef – Podolaty minoele Global’na istoria Oekrajiny (Het verleden verwerken. Een globale geschiedenis van Oekraïne), dat een bestseller werd en voor de Oekraïners een soort bijbel bij al de ellende die hen sinds 2022 overvalt. Het boek is vertaald naar het Engels (Ukraine. The Forging of a Nation, 2023) en nu ook in het Duits onder de spannendere titel ‘biografie van een bedreigde natie’. Merkwaardig is dat het boek uitgekomen is in de prestigieuze uitgeverij C.H. Beck, waar nog dit jaar de negende, geactualiseerde editie is verschenen van Kleine Geschichte der Ukraine van de gezaghebbende Oostenrijkse Rusland-specialist Andreas Kappeler. Het boek van Hrytsak is grandioos en brengt een warm pleidooi – zonder drammerig of hysterisch te worden – voor de pogingen van vooral jonge Oekraïners in hun land een liberale democratie op te bouwen, na eeuwen onderdrukking en drie generaties sovjetdictatuur.
Een van de boeiende facetten van deze biografie is dat ze een ‘globale geschiedenis’ brengt. De auteur zoekt naar internationale samenhangen. Zo is voor de auteur Oekraïne ontstaan als het resultaat van de globalisering en de opkomst van het Westen, die begon met de ontdekking van Amerika in 1492 (11). Een van de centrale motieven van zijn boek is aan te tonen dat ‘die Ukraine einen komplexen Wandel von einer ethnischen zu einer zivilgesellschaftlichen Nation durchlaufen hat’ (14). In dit opzet is hij goed geslaagd.
Hij begint zijn boek met de naam van het land (Oekraïne < oe-kraj = aan de grens, grensland), een benaming die na 1569 gebruikelijk werd, toen de Oekraïense gebieden opgenomen werden in het Pools-Litouwse Gemenebest (Rzeczpospolita). Ook de term Oekraïner dateert pas van begin 17e eeuw. Het land dat we nu Oekraïne noemen, heette in de middeleeuwen Roes. In 1240 werd Kiev overvallen door de oprukkende Mongolen (Gouden Horde), toen er nog geen sprake was van Moskou, dat pas midden 12e eeuw voor het eerst vermeld wordt en pas in de 14e eeuw aan macht en invloed wint. De kern van de zaak is dat de Slavische bewoners van Roes (Kiev-Roes) voor de Mongolen op de vlucht gingen, naar het noorden en oosten, en terechtkwamen in Moskou, dat ten gevolge van allerlei omstandigheden het nieuwe centrum werd, zowel politiek als religieus. Na 1240 ontwikkelden Oekraïne en Rusland zich los van elkaar. Moskou ging zijn eigen weg, Oekraïne kwam onder Polen. Oekraïne werd dikwijls ‘Klein-Rusland’ genoemd, terwijl ‘Groot-Rusland’ sloeg op Moskou en de gebieden in het noorden. De auteur doet omstandig uit de doeken hoe complex de naamgeving is. ‘Klein-Rusland’ is geenszins denigrerend bedoeld (zo vatten de meeste Oekraïners het op – de Russen (Grootrussen) zouden neerkijken op hun kleinere buur) (31). En de benaming Kiev-Roes is een uitvindsel van 19e-eeuwse historici, bedoeld om Roes met als centrum Kiëv (Kievskaja Roes) te onderscheiden van het latere Roes met als centrum Moskou (Moskovskaja Roes) (54). Ook het debat over wie nu aanspraak kan maken op Roes – Rusland of Oekraïne, vind de auteur onzinnig : Roes was noch een Russische, noch een Oekraïense staat. Even onzinnig als de twist over de vraag of het rijk van de Karolingers Frans of Duits was (55).
De auteur verbaast zich over de geestelijke armoede van Roes, geen geleerde werken, theologische traktaten of interessante literaire werken tussen de 10e en 17e eeuw (67). Hij spreekt over ‘het grote zwijgen van Roes’ – geen geleerdheid, geen universiteiten, geen boekdrukkunst, de orthodoxe kerk had geen behoefte aan het geschreven woord (69). Deze Oost-Slavische cultuurwereld noemt men wel eens Slavia Orthodoxa, die naast Slavische volkeren ook het huidige Moldavië en Roemenië omvatte, wier religie eveneens Kerkslavisch was. Heel deze wereld noemt de Kremlinpropaganda nu trots ‘de Russische wereld’ (Roesski mir), dat met zijn traditionele waarden boven West-Europa zou staan en zijn eigen weg zou gaan (70).
Een punt waar de auteur op hamert, is dat men in het Westen de geschiedenis van Oekraïne te veel bekijkt vanuit de geschiedenis van Rusland, Oekraïne dus in de schaduw van Rusland, maar dat men daarbij vergeet dat de Poolse invloed tenminste tot het einde van de 18e eeuw veel langer en sterker was (99). Vandaar ook een van de clichés : Oekraïens is Russisch dat gecorrumpeerd is door het Pools. En nog dat de twee volkeren elkaar zonder probleem kunnen verstaan. Dit klopt natuurlijk niet – al sinds de middeleeuwen zijn de twee talen uit elkaar gegroeid. Nu zou je het Oekraïens kunnen vergelijken met het Catalaans, ook psychologisch : voor veel Russen is het Oekraïens een boerentaaltje, een dialect van het Russisch, net zoals Spanjaarden lachen met het Catalaans. De Oekraïners worden met de nek aangekeken als boerenkinkels die gek zijn op boekweit en spek.
Veel aandacht besteedt Hrytsak ook aan de kozakken, een bevolkingsgroep aan de periferie van Rusland en Polen, die eeuwenlang tussen Polen en Rusland gekneld hebben gezeten. Na de bloedige burgeroorlog in het midden van de 17e eeuw, toen de kozakken in opstand kwamen tegen de Polen, riepen de kozakken (Chmelnitski) de hulp in van Rusland (1654). Bedoeld was een soort vriendschapsverdrag, een belofte van militaire bijstand in geval van agressie van de Polen, maar de Russen zagen het als een knieval voor de Moskovische tsaar en beschouwden Oekraïne voortaan als vazal, als onderdeel van Rusland. Het zijn de kozakken die het land een eigen identiteit hebben bezorgd. Door de eeuwenlange onderwerping aan Polen en of Poolse nabuurschap zijn de twee landen – Rusland en Oekraïne – uit elkaar gegroeid, niet door de godsdienst en ook niet zozeer in de taal, maar door de verschillende politieke cultuur, die via Polen van het Westen kwam (125). Door het verdwijnen van Polen als onafhankelijke staat op het einde van de 18e eeuw (de drie Poolse delingen) ging Oekraïne definitief op in Rusland, dat wantrouwig was tegenover de Oekraïners, zeker na het ‘verraad’ van de Oekraïense hetman Mazepa die in 1709 zijn bondgenoot Peter I in de steek liet en de zijde koos van diens vijand Karel XII van Zweden. Mazepa wordt tot de dag van vandaag in Rusland beschouwd als een verrader, in Oekraïne als een held, een bewering die genuanceerd wordt door de auteur.
De auteur gaat dan uitvoerig in op het ontstaan van de nationale beweging in Oekraïne in de 19e eeuw met invloedrijke literatoren als Taras Sjevtsjenko, Ivan Franko en Lesja Oekrainka, en allerlei culturele verenigingen die opkwamen voor het Oekraïens, een taal die in tsaristische ogen ‘niet bestaat, niet bestond en niet zal bestaan’. Dit alles maakte ‘de’ Oekraïne rijp voor onafhankelijkheid na de catastrofe van WO I en de Russische Revolutie, waardoor het land uiteen viel. De drie generaties die volgen op 1917 zijn dramatisch en verwoestend geweest voor (de) Oekraïne : de sovjetisering van Oekraïne, de inpalming van alle Oekraïenstalige gebieden na WO II (West-Oekraïne, dat voor de oorlog niet tot de Sovjetunie behoorde), de massale terreur tegen Oekraïense nationalisten in de jaren dertig, de vreselijke hongersnood (Holodomor) van 1932-1933 (volgens de Oekraïners kunstmatig in het leven geroepen door Stalin), de verwoesting van het land door de nazi’s, de collaboratie door vooral West-Oekraïense nationalisten (Bandera), de weerzinwekkende pogroms, de russificatie na WO II. Er zit dus een beetje waarheid in de bewering van Poetin dat het de bolsjevieken zijn geweest die de Oekraïne tot een land, tot een natie hebben gemaakt. Hij vergeet erbij te zeggen dat het dan wel een aan Moskou onderhevig en gehoorzaam Oekraïne moest worden.
Een van de intermezzo’s die de auteur in zijn boek inlast, heet ‘Eine kurze Geschichte der Gewalt’ (326-347). Hij zet het hoofdstuk in met de waarschuwing : ‘Wanneer u last hebt van uw hart, zou u dit intermezzo beter ongelezen laten en meteen naar het volgende hoofdstuk overgaan’. Hij brengt in het kort de geschiedenis die in het boek van Timothy Snider Bloodlands uitvoerig behandeld wordt. Een bloedstollende geschiedenis van wat allemaal gebeurd is aan de oostelijke uithoek van West-Europa.
Dit alles moge duidelijk maken waarom de Oekraïne na haar onafhankelijkheid – het uittreden uit de USSR in 1991 – absoluut wilde breken met Moskou, een eigen weg gaan en als voorbeeld de liberale democratie van het Westen verkoos. Het is dat streven dat twee keer op Majdan Nezalezjnosti (Plein van de Onafhankelijkheid in Kiev) uitgeschreeuwd werd en dat door Poetin gesaboteerd werd. Omdat de Oekraïners hun eigen weg bleven gaan en niet wilden samenwerken met / niet wilden buigen voor de druk van Moskou en de daar heersende politieke ‘cultuur’, heeft Poetin in februari 2022 een grootschalige oorlog tegen het land opgezet, waarbij hij dacht dat Kiev in twee-drie dagen door de knieën zou gaan, de president zou vluchten en in Oekraïne een marionettenregime van Moskou geïnstalleerd zou worden. Inmiddels weten we hoe het in de praktijk verlopen is.
Het boek van Jaroslav Hrytsak schildert op een vakkundige manier, zonder hysterisch of zweverig te worden, de lange weg van Oekraïne naar zelfbewustzijn en onafhankelijkheid. Het is het verhaal en de visie van een insider, maar dat ondermijnt zijn geloofwaardigheid niet. Hij citeert talrijke getuigenissen pro en contra, gaat gevoelige thema’s niet uit de weg, wikt en weegt zijn argumenten en stelt zich bescheiden op in krasse beweringen of veralgemeningen. Zijn ‘globale’ aanpak geeft een verfrissende kijk op de geschiedenis van zijn land. Dit boek verdient het absoluut in het Nederlands vertaald te worden, maar ook in het Russisch – als geschenk voor president Poetin, wiens visie op Oekraïne – zowel in het verleden als nu – doortrokken is van clichés en misvattingen. Samen met het boek van Andreas Kappeler zijn we nu gewapend met degelijke informatie over het land dat al twee jaar op aller lippen is.
Yaroslav Hrytsak. Ukraine. Biographie einer bedrängten Nation. München, C.H. Beck, 2024, 480 p. Adreas Kappeler. Kleine Geschichte der Ukraine. München, C.H. Beck, 2024, 449 p.