Helen Rappaport. De rebelse Romanov. Julie van Saksen-Coburg, de keizerin die Rusland nooit heeft gehad. Amsterdam, Unieboek-Het Spectrum, 2025, 332 p. Vert. door Robert Neugarten.

De auteur van deze biografie is een uitstekende historica en biografe. Haar boek De Romanovs na de val (2022) hebben we met plezier en voldoening gelezen en navenant gerecenseerd op de website van het NRCe. Ze kan boeiend vertellen en heeft een warm oog voor details en smeuïge anekdotes. Daar staat het boek vol van en het geeft meteen een brede culturele achtergrond van het hier beschreven drama : het huwelijk van prinses Julie (1781-1860) van Saksen-Coburg met de Russische grootvorst Konstantin (Constantijn) Romanov (1779-1831).

Julie was de dochter van de verarmde tak van Saksen-Coburg-Saalfeld, waaruit ook de Belgische koning Leopold I stamt. De koppelaarster die haar moeder was, was dolgelukkig toen Catherina II van Rusland haar oog liet vallen op haar dochter Julie, die naar Rusland werd geroepen om er door het hof en de verzamelde aristocratie gekeurd te worden. Julie had ‘kastanjebruin haar, heldere ogen en een ondeugende uitstraling’ (66), wat haar bij zo goed als iedereen die op haar pad kwam geliefd maakte. De broer van Konstantin – de latere tsaar Alexander I – was ook al uitgehuwelijkt aan een Duitse prinses, maar dat huwelijk was, althans in het begin, harmonisch. Konstantin stond aan het hof bekend al een lastige vent ‘die zich kon bezondigen aan onvoorspelbaar en vaak gewelddadig gedrag’ (43). Hij doet denken aan zijn grootvader Peter III, die zijn vrouw, de eveneens Duitse prinses Catharina van Anhalt-Zerbst, brutaal behandelde. Hij was een soldaat in hart en nieren (‘militaire monomaan’, 78), die over zichzelf aan zijn opvoeder schreef : ‘Ik ben twaalf en ik weet helemaal niets. Ik kan niet eens lezen. Onbehouwen, slechtgemanierd en rebels zijn, dat zijn mijn enige ambities. Ik heb de kennis en ijver van een trommelaar in het leger. Ik zal in mijn leven nooit iets presteren.’ (77), een wel openhartige biecht van een knaap. Aan zijn Zwitserse opvoeder La Harpe schreef hij dat al zijn inspanningen (dertien jaar lang) om hem tot bezinning te brengen vruchteloos waren geweest : ‘Eens een ezel, altijd een ezel. Je kunt de kop van een ezel wassen, maar dat is pure verspilling van goede zeep.’ (79) De jonge Julie werd zo goed als dagelijks vernederd door haar man. Hij was dol op parades en exercities (net zoals zijn tirannieke, soldateske vader Paul I) en had dus een stevige voorkeur voor Mars ten gunste van Venus en Cupido (94), zoals de biografe fijntjes opmerkt.

De enige bondgenoot die ze aan het Russische hof had, was haar schoonzus, de vrouw van grootvorst Alexander Pavlovitsj (de latere Alexander I), met wie ze haar hartsgeheimen deelde. In vergelijking met de furie Konstantin was Alexander een engel (85), een charmante Adonis die het had voor zijn schoonzus. Het is niet uit te sluiten dat de twee een relatie hebben gehad. De grofbesnaarde, soldatenpraat uitkramende Konstantin klaagde dat zijn vrouw verfijning miste (sic) en dat ze ‘te Duits was voor mijn smaak. Geef mij maar een Russin.’ (68) De situatie werd zeker niet vergemakkelijkt door de schoonmoeder van de Duitse prinses – Maria Fjodorovna (zelf een Duitse), de vrouw van Paul I, die vijandig stond tegenover Julie.

Na vijf jaar ellende en vernederingen aan het Russische hof (‘het grootste, schitterendste hof van Europa’, 57) en in Rusland (een ‘duistere gevangenis’, 42) vond Julie het welletjes en probeerde Rusland te verlaten. Het voorwendsel was een zware ziekte van haar moeder in Coburg, waardoor ze uiteindelijk de toestemming kreeg om Rusland voor een tijdje te verlaten. In 1801 verliet ze Rusland voorgoed, met medeweten van haar zwager Alexander, die mee in het complot zat. Julie is niet teruggekeerd naar Rusland en heeft de rest van haar leven gesleten in Duitsland en Zwitserland.

Met de Russische grootvorst had ze geen kinderen, maar ze is wel kort na haar “vlucht” uit Petersburg bevallen van een zoon, het product van een korte liaison met een Russische officier. Haar onwettige kind kon ze natuurlijk niet officieel erkennen, maar ze bracht hem onder in een pleeggezin en zorgde er later voor dat hij bij haar broer Ernst een lucratieve baan kreeg aangeboden. Ook voor haar dochter, waarschijnlijk het onwettige kind van een relatie met Dr. Schiferli, die haar als cavalier d’honneur in 1810 mee vergezelde naar Zwitserland. Heel haar verdere leven werd ze achtervolgd door de roddel in de plaatselijke high society : waarom precies was ze Rusland “ontvlucht”, had ze zelf geen schuld aan de breuk met haar echtgenoot ? had ze dat kind van die getrouwde dokter Schiferli ? Julie trok zich weinig aan van wat de goegemeente over haar roddelde.

Ze was wel ontsnapt aan de klauwen van de Russische grootvorst, maar ze bleef nog altijd officieel zijn vrouw en kon daarom rekenen op een riante dotatie van het Russische hof. In 1814 ondernam de inmiddels tsaar geworden Alexander een poging om zijn broer te verzoenen met Julie, maar zonder succes. In 1819 pas liet de keizerin-weduwe haar bezwaren tegen een echtscheiding vallen, maar dit belette niet dat het Russische hof de (ex-) grootvorstin een royale dotatie bleef uitbetalen (80.000 roebel, dit zou nu ongeveer anderhalf miljoen euro betekenen). Dit maakte het haar mogelijk er een riante levensstijl op na te houden, een prachtig landgoed in Zwitserland te kopen, haar kinderen te steunen, de plaatselijke mecenas te spelen en kwistig met geld en diamanten te gooien als geschenken voor hooggeplaatste bezoekers en musici die bij haar in de smaak vielen. In het prachtige huis Elfenau in Zwitserland voerde ze een ‘Russisch minihof op vreemde bodem’ (223) en bleef het Russisch-orthodoxe geloof trouw.

Dit boek is zowel voor Nederlandse als Belgische lezers interessant : Julie was de broer van prins Leopold van Saksen-Coburg, de latere koning van België (1831), en de zus van Alexander – Anna – werd later de koningin van Nederland, als echtgenote van Willem II, in Nederland beter bekend als Anna Paulowna, ook al geen gelukkig huwelijk. Ook de Engelse lezer komt ruimschoots aan zijn trekken : Leopold werd de gemaal van de Britse troonopvolgster Charlotte en Julies tante Victoria werd koningin van Engeland, getrouwd met de Saksen-Coburger Albert.

Dit boek is een charmante biografie, maar de eerste helft is interessanter dan de tweede – de periode na haar breuk met het Russische hof. Het is de vraag of er wel sprake is van een ‘rebelse Romanov’ en niet eerder van een rebelse Coburg. Maar dit neemt niet weg dat Helen Rappaport een fascinerend portret heeft getekend van een knappe, intelligente jonge vrouw die uitgehuwelijkt wordt aan een monster en eraan weet te ontsnappen – de ultieme vlucht en echtscheiding. In de poging om dat portret in al zijn facetten te schetsen is Rappaport voortreffelijk geslaagd.

Jammer dat er enkele slordigheden in zitten. Zo zou Frederik de Grote, geboren in 1712, in 1697 het koninkrijk Pruisen hebben gesticht (144) en zou Dr. Schiferli, geboren in 1775, in 1895 benoemd zijn tot hoogleraar chirurgie en gynaecologie aan de universiteit van Bern (181). Ook enkele slordigheden in de transcriptie van Russische namen en realia kunnen de leespret niet bederven.